Zijn vrouw was een rijzige, kaarsrechte verschijning met zwarte wenkbrauwen, een waardige, onaantastbare figuur, een denkerstype, zoals zij het zelf noemde Zij las heel wat af, bediende zich in haar correspondentie van een vooruitstrevende spelling, noemde haar man geen Dmitri, maar hypercorrect Dimitri. Hij vond haar eigenlijk maar beperkt, bekrompen en onelegant, al hield hij dat wel voor zich; hij was bang voor haar en zat niet graag thuis.
Tegelijk met Anna Sergejewna was een man binnengekomen, die naast haar plaatsnam; hij droeg nogal bescheiden bakkebaardjes, was erg lang en had een kromme rug; bij elke stap die hij maakte schudde hij met zijn hoofd, hetgeen de indruk wekte, dat hij onophoudelijk neeg.
Anton Tsjechov, vertaald door Marko Fondse